Indisch & Moluks Erfgoed
Wat is Indisch & Moluks erfgoed? Wat zijn de kenmerken? Wat is de plaats van het Indisch & Moluks erfgoed in de Nederlandse cultuur? Antwoorden op deze vragen kan je op deze bladzijde lezen.
Het Indisch en Moluks erfgoed neemt een bijzondere plaats in het erfgoedbeheer-en-erfgoedbehoud-in-nederland in.
Indisch & Moluks erfgoed
Op Java, Sumatra en de Molukken werden gebruiksvoorwerpen en siervoorwerpen gemaakt die tegenwoordig op nationale en internationale veilingen zeer gewild zijn. Bijvoorbeeld houtsnijwerk, schilderijen, Djokja en andere zilveren voorwerpen en sieraden. De hedendaagse toerist kan houtsnijwerk en batik kopen van toeristen kwaliteit. Maar die zijn van andere kwaliteit dan het erfgoed of poesaka dat indertijd Indische Nederlanders, Indo-Europeanen en Molukkers in hun barang of bagage naar Nederland hebben meegenomen.
Hun kinderen en kleinkinderen zijn trots op het familie erfstuk. De een laat zich daarom ermee fotograferen of schrijft er een artikel of boek over, of plaatst foto’s op sociale media. De ander etaleert de familie erfstukken op de kist die werd gebruikt voor de overtocht naar Holland, tot een thematisch geheel. Zoals op onderstaande foto. Daarop is het familie erfgoed te zien dat met Indisch koken heeft te maken. Namelijk een Indisch kookboek en de tjobek of oeloekan of vijzel om kruiden fijn te maken. Dat gold niet alleen vroeger, want de vijzel wordt nog steeds gebruikt.
Indische Nederlanders naar Nederland
Tussen 1945 en 1965 kwamen ongeveer 300.000 Indische Nederlanders en Indo-Europeanen naar Nederland. De meesten waren nog nooit eerder in Nederland geweest. De Nederlandse overheid bracht hen onder in hotels, contractpensions en particuliere pensions. Een enkeling kon tijdelijk bij familie inwonen.
Een bijzondere opvanglocatie was met toestemming van prinses Wilhelmina een zijvleugel van Paleis Het Loo Apeldoorn.
Opvang met Indisch Nederlanders
Het Comite van Kerkelijk en Particulier initiatief voor Sociale Zorg t.b.v. gerepatrieerden (C.C.K.P.) verspreidde maandelijks brochures getiteld Djangan Loepa! dat ‘niet vergeten’ betekent. Zodat de nieuw aangekomenen de aanwijzingen beter zouden kunnen onthouden. Zoals ook in het gelijknamige informatieve stencil Djangan Loepah! is te lezen.
Verspreid over het land waren christelijke en maatschappelijke organisaties betrokken bij de opvang van en nazorg voor de repatrianten. Waaronder de Stichting Pelita,
Ze informeerden de nieuwe bewoners bijvoorbeeld hoe ze Hollandse maaltijden moesten bereiden. Waar ze het beste hun boodschappen konden doen. Of kleding. Soms zelfs verplicht in de winkels waarmee afspraken waren gemaakt voor de aanschaf van winterjassen en andere winterkleding.
Verder gaven ze de repatrianten tips over persoonlijke hygiëne, opvoeding, het wassen en verstellen van kleding.
Heel verrassend voor de repatrianten was, dat ze in Holland de aardappelen en appels op een andere manier moesten schillen dan ze in Indië gewend waren. Namelijk naar zich toe en niet van zich af.
Kortom, deze organisaties vonden het belangrijk dat de repatrianten zich snel aan de Nederlandse levenswijze zouden aanpassen. Of inburgeren in de Nederlandse samenleving, zoals we dat nu noemen
Omgang met Indisch erfgoed
De repatrianten maakten hun huizen op hun manier gezellig. Door bijvoorbeeld hun eigen, uit Indië meegebracht meubilair en voorwerpen neer te zetten. Wanneer de deksel van de kamferkist openstaat, ruikt het in de kamer naar kamfer net zoals vroeger.
Molukkers verplicht naar Nederland
Bij dienstbevel werden in 1951 12.582 Molukkers (voormalige KNIL-militairen, mariniers en burgers met hun gezinnen) overgebracht. De eerste groep kwam op 21 maart met de Kota Inten in Rotterdam aan. Tijdens de resterende elf overtochten groeide hun aantal uiteindelijk uit tot 32.000 Molukkers. Bij aankomst werden de militairen meteen gedemobiliseerd.
De Molukkers hadden gedacht dat hun verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn. Want ze hadden verwacht slechts een half jaar in Nederland te zullen zijn. Ze hoopten terug te keren naar hun familie op de Molukken of naar Nieuw-Guinea te gaan. Maar hun verblijf werd definitief. Meer hierover lees je in het boek Ombak Maluku, dat ‘Molukse golven’ betekent, van Jim Worung en Nanneke Wigard.
Molukse woonplaatsen
Tussen 1951 en 1970 woonden de Molukkers in vijfenzeventig kazernes, kloosters, kampen of woonoorden van de Rijksdienst voor Uitvoering van Werken (D.U.W.) verspreid over het land. Of in de voormalige gevangenkampen van de Duitse bezetter. Bijvoorbeeld woonoord Schattenberg.
Dit woonoord was tijdens de Tweede Wereldoorlog het doorvoerkamp Westerbork naar Duitsland geweest. Hoewel de Nederlandse overheid het goed had bedoeld, was hun keuze voor dit kamp wel heel ongelukkig. Veel Molukkers geloven immers dat mensen die een onnatuurlijke dood zijn gestorven, als onrustige zielen blijven ronddwalen.
Bovendien was de gekozen naam dubbel ongelukkig. Het gebied rond dit woonoord heette vroeger al De Schattenberg. Het was namelijk vernoemd naar de vele grafheuvels in de omgeving, waarin de overledenen met hun bezit werden begraven.
Verplichte verhuizing
Uiteindelijk verhuisden de Molukkers van de houten barakken naar stenen woningen. Soms gingen de verhuizingen met politiegeweld gepaard. Zoals op 14 oktober 1976 de gewelddadige ontruiming van het Moluks woonoord Berkenbos in Vaassen.
Tegenwoordig is dit voormalige Vaassense woonoord een gemengde woonwijk met Molukkers en Vaassenaren.
Tot begin 1991 woonden er nog Molukkers in het woonoord Lunetten in Vught. Op de plaats van dit vroegere woonoord is de huidige, gelijknamige woonwijk gebouwd.
Niet alle Molukkers kozen ervoor om in Nederland te blijven. Tussen 1970 en 1975 keerden in totaal 2.800 Molukkers naar de Molukken terug.
Omgang met Moluks erfgoed
Ook het Moluks erfgoed is cultureel erfgoed en ook dit erfgoed wordt in de familie doorgegeven.
Assimeleren?
Eind jaren vijftig beëindigde de Nederlandse overheid abrupt de financiële vergoeding voor het levensonderhoud van de Indische Nederlanders, Indo-Europeanen en Molukkers.
Al eerder waren ze verplicht zich aan de Nederlandse normen en waarden aan te passen. De meesten gaven er gehoor aan. Maar ze spiegelden zich niet altijd vrijwillig met hun gezin aan de Nederlandse samenleving en bouwden op hun manier een nieuw leven op. Ze gingen in de Nederlandse samenleving op.
Maar niet iedereen wilde assimileren en zijn verbondenheid met zijn Indische of Molukse verleden en erfgoed verliezen.
Vanaf 1958 was Tjalie Robinson (pseudoniem van Jan Boon (1911-1974)) met zijn tijdschrift Tong Tong de spreekbuis van deze groep Indische Nederlanders en de Indo-Europeanen. Hij spoorde hen aan te kiezen voor het behoud van hun eigen cultuur.
Indisch & Moluks Erfgoed
In tegenstelling tot de Indische Nederlanders en Indo-Europeanen, bleef de Molukse gemeenschap wél trouw aan haar taal, adat of traditie en pela. Het pelaschap is een onderdeel van het verwantschapssysteem binnen de Molukse cultuur. Soms kan het pelaschap leiden tot een trouwverbod tussen leden van bepaalde Molukse dorpsgemeenschappen.
Indisch & Moluks erfgoed 2019
Voor het eerst was er in de zomer van 2019 in Apeldoorn aandacht voor gezamenlijk Indisch en Moluks erfgoed. Het gelijknamige programma werd georganiseerd door de Stichting Indisch Erfgoed en de stichting Muhabbat.
Twee weken lang waren er lezingen, workshops, tentoonstellingen, films, theater en cabaret over het Indische & Molukse erfgoed waarvoor veel belangstelling was. Dit was het programma.
Indisch & Moluks erfgoed 2.0
Daarom organiseerden de beide stichtingen twee jaar later het programma Moluks & Indisch 2.0 gelijktijdig met de reizende tentoonstelling In twee werelden: 70 jaar Molukkers in Nederland. De tentoonstelling was bij CODA Apeldoorn te zien.
Tijdens het parallel programma Moluks & Indisch 2.0 waren er van 11 tot en met 28 augustus 2023 films te zien in Gigant Apeldoorn. De lezingen en workshops vonden in ACEC plaats. Dit was het programma.
In het Webdagboek kan je hierover ook nog andere informatie lezen.