Over Zuiderweg Erfgoed
Onderzoek naar het literatuur- en historisch erfgoed van de VOC of Compagnies Erfgoed geeft bovendien informatie over het erfgoed van de Indische & Molukse gemeenschap. Maar ook over de wijze van erfgoedbeheer & erfgoedbehoud in Nederland.
Aan het eind van de negentiende eeuw ontstond in Nederland belangstelling voor onderzoek naar de eigen geschiedenis. De initiatiefnemers rekenden daarbij ook de historische ontwikkelingen in de Nederlandse bezittingen in Oost- en West-Indië.
Voor Oost-Indië bedoelden ze hiermee ook de geschiedenis van de VOC die in 1602 was opgericht. Evenals over hun belangrijkste stad in Oost-Indië namelijk Batavia, die in 1612 was gesticht.
Over Zuiderweg Erfgoed: onderzoek naar papiersnippers
De Nederlandse regering nam voor dit onderzoek juristen, een Indische bestuursambtenaar en een classicus in dienst. Een aantal van hen heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Dat waren J.K.J. de Jonge, J.A. van der Chijs en F. de Haan.
J.K.J. de Jonge
De jurist jonkheer J.K.J. de Jonge (1831-1905) werd benoemd tot rijksarchivaris. Hij kreeg de opdracht tot het ordenen en beschrijven van de VOC archieven in het Rijksarchief te Den Haag.
In dit archief werden documenten uit Batavia bewaard. Deze papieren waren met de retourvloot naar Nederland verscheept.
De Heren Zeventien vonden het belangrijk dat er extra kopieën van brieven en besluiten werden gemaakt. Een kopie was voor Batavia zelf bestemd. Vervolgens werden de andere kopieën met verschillende schepen van de retourvloot vervoerd.
Na aankomst verdeelden de Heren Zeventien de stukken over de plaats van bestemming. Dat betrof henzelf maar ook de Kamers. De VOC bestond namelijk uit zes Kamers te weten Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn, Enkhuizen.
J.A. van der Chijs
Een van De Jongs medestudenten was J.A. van der Chijs.
Na zijn afgeronde studie rechten en letteren in Leiden, volgde Van der Chijs in Delft de opleiding voor Oost-Indisch bestuursambtenaar. Zijn interesse voor de VOC en Batavia blijkt uit zijn boek Geschiedenis der stichting der Vereenigde Oost-Indische Compagnie (Leiden, 1e druk 1856; 2e druk 1857).
In oktober 1857 vertrok Van der Chijs met zijn echtgenote Maria Paulina van Kooten met wie hij eind juli dat jaar was getrouwd, naar Indië. Hij was in Batavia benoemd tot commies en referendaris op de Algemene Secretarie en tot inspecteur van het Inlands onderwijs.
F. de Haan
Na zijn studie en promotie (1892) in de klassieke letteren in Utrecht wilde F. de Haan naar Indië. Maar de geneeskundige keuringscommissie achtte hem voor de tropen niet sterk genoeg. Dus ging hij op eigen risico.
Eenmaal in Batavia had De Haan weldra belangstelling voor de geschiedenis van de VOC. Hij was vrijwel dagelijks in het Landsarchief te vinden. Daar werd hij per dag betaald voor het ordenen van archiefstukken.
Zijn belangstelling betrof de publicaties van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschap en bronnen over de VOC. Daarom werd hij op 1 maart 1898 benoemd tot officieel assistent van Van der Chijs.
Op zoek archieven
Aanvankelijk moesten Van der Chijs en De Haan dit werk in hun eentje doen. Weldra hadden ze assistenten.
Hun opdracht leek eenvoudig, maar bleek onoverzichtelijk en uitermate tijdrovend. Ze moesten op zoek naar archieven die vroeger in het Kasteel en de kerkenraad werden bewaard.
De Haan volgde op zijn fiets de route door de kota of benedenstad die zijn assistent A.F.H. Resner voor hem had uitgestippeld.
Verdwenen archieven
Het bleek dat de archieven verspreid over Batavia waren bewaard. De onderzoekers vonden ze op de zolders en in de goedang of opslagplaats van pakhuizen en regeringsgebouwen. Zelfs bij particulieren thuis.
De archieven waren onder klimatologisch slechte omstandigheden bewaard. Moessonregens en de tropische zon hadden de documenten in de loop der tijd aanzienlijk flink beschadigd.
Er waren ook andere boosdoeners. De papieren waren beschreven met inkt van galappels en ijzersulfaat. Na verloop van tijd had deze zure inkt gaten in het papier gebrand. Als gevolg daarvan waren de documenten onleesbaar geworden. Daarnaast hadden de rajap rajap (witte mieren) en de papiervisjes eveneens grote schade toegebracht.
Soms waren er geen documenten meer, omdat die vroeger door particuliere legers bij gebrek aan munitie als kogels waren gebruikt.
Aangezien de archieven in slechte staat waren, werd overwogen ze naar het Rijksarchief in Den Haag op te sturen. Maar het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, waarvan Van der Chijs lid was, verzette zich daartegen.
Vastberaden gepubliceerd
Ondanks alles, lukte het De Jonge in Nederland, maar ook Van der Chijs en De Haan in Batavia gezaghebbende artikelen en boeken over de VOC te publiceren. Evenals over het personeel van de VOC, en over de aanleg, opbouw en geschiedenis van Batavia.
J.K.J. de Jonge
In Den Haag bundelde De Jonge de uit Batavia Overgekomen brieven en papieren aan de Heren XVII aan de Kamer Amsterdam.
Aan de hand daarvan publiceerde hij De opkomst van het Nederlandsch gezag over Oost-Indië (13 delen. ’s Gravenhage/Amsterdam 1869-1888). Als titel wordt ook De opkomst van het Nederlandsch gezag over Java vermeld.
Nadat hij in 1877 was benoemd tot griffier van de Eerste Kamer voltooide M.L. van Deventer deze reeks.
Je kan hier het tweede deel van Opkomst van het Neerlandsch gezag in Oost-Indië lezen.
J.A. van der Chijs
Tijdens zijn verlof in Nederland (1874-1878) bezocht Van der Chijs het VOC-archief in het Rijksarchief in Den Haag. Mogelijk ontmoette hij daar zijn studievriend van vroeger J.K.J. de Jonge.
Pas in 1892 werd Van der Chijs tot Landsarchivaris benoemd. Hij zette zich jarenlang in voor het behoud van het VOC-erfgoed in dit archief. Voor het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen ordende hij de bibliotheek (1864), maakt hij een overzicht van de Nederlandsch-Indische bibliographie (1875-1903), de numismatische (1869) en etnografische (1885-1901) verzamelingen en van de notulen van dit genootschap (1831-1905).
De latere directeur van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen Van der Chijs publiceerde veel belangrijke naslagwerken. Om te beginnen de Inventaris van ’s Lands Archief te Batavia. Batavia 1882.
Daarna Proeve eener Ned. Indisch bibliographie (1659-1870) (3 delen. Batavia 1875-1903).
Vervolgens bundelde hij belangrijke archiefstukken in Nederlandsch-Indisch plakaatboek, 1602-1811 (17 delen. Batavia/Den Haag 1885-1900).
Tenslotte publiceerde Van der Chijs DaghRegister gehouden int Casteel Batavia vant passerende daer ter plaetse als over geheel Nederlandts-India (16 delen plus systematisch register. Batavia/’s Hage 1885-1900). Hij had deze reeks overgenomen van zijn voorganger H.T. Colenbrander. Zijn opvolger F. de Haan voltooide de reeks.
In diezelfde periode verscheen ook Realia (3 delen. Leiden/’Hage/Batavia 1882-1886) met het register van de generale resoluties van het Kasteel Batavia (1632-1895). Dit waren de dagelijkse besluiten die door de gouverneur generaal en de raad van Indië waren genomen. Mogelijk was Van der Chijs betrokken bij het samenstellen ervan.
Het eerste deel van het Nederlandsch-Indisch Plakaatboek met de plakkaten van 1602-1642 verscheen in 1885 kan je hier lezen.
F. de Haan
F. de Haan volgde zijn leermeester Van der Chijs als Landarchivaris op.
Er kon geen groter verschil bestaan dan tussen deze Landarchivarissen. Van der Chijs stelde zijn leven in dienst van het Landsarchief. Na zijn overlijden plaatsten medewerkers een herdenkingsbord in het archief.
De dove en norse vrijgezel De Haan bepaalde zijn eigen agenda en was niet bij iedereen geliefd. Hij joeg belangstellenden het archief uit en sloeg een politieagent met een stok omdat die hem irriteerde. Tussen huis en archief verplaatste hij op de fiets of te paard.
Met zijn opdrachtgevers Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen had De Haan een haat-liefde verhouding. Maar hij kon het goed vinden met de even eigenzinnige hoofdredacteur Karel Wybrands van Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië.
In opdracht van het Bataviaasch Genootschap publiceerde De Haan twee uitgebreide en informatieve standaardwerken over de geschiedenis van Batavia.
Als eerste Priangan, de Preanger-regentschappen onder het Nederlandsch Bestuur tot 1811 (4 delen. Batavia 1911-1912).
Ten tweede Oud Batavia. Gedenkboek uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen naar aanleiding van het driehonderdjarig bestaan der stad in 1919. (2 delen en een platenalbum. 1e druk Batavia Kolff 1922-1923; 2e druk Bandoeng A.C. Nix 1935).
De eerste druk van Oud Batavia is via Corts Foundation digitaal beschikbaar als open online bestand of als pdf.
Erkentelijkheid & Zuiderweg Erfgoed
Dankzij de inzet en noeste arbeid van J.K.J de Jonge, J.A. van der Chijs en F. de Haan is het Compagnies erfgoed voor huidige onderzoekers behouden.
Zuiderweg Erfgoed is hen dan ook erkentelijk.
Beeldvorming over de VOC
Over de VOC kan zowel negatief als positief worden gedacht.
Negatief als het de VOC gaat om specerijen en gebiedsuitbreiding in Oost-Indië met geldelijk gewin als belangrijkste factor. Bijvoorbeeld de geldzucht van de wittebroodskinderen en schuinsmarcheerders die uit opportunisme en geldgebrek dienst bij de VOC hadden genomen.
Positief zijn de culturele impulsen die door de VOC zijn voortgebracht. Bijvoorbeeld in de literatuur de reisverhalen, gedichten en egodocumenten. Of kunsthistorische objecten waaronder porselein, koper-, zilver- en goudwerk, houtsnijwerk.
Nieuw onderzoek
De laatste decennia levert onderzoek in binnen- en buitenlandse archieven en bibliotheken nieuw, verloren gewaand of vergeten materiaal op.
Daardoor wordt door de nieuwe generatie onderzoekers op een andere manier over de VOC gedacht. Het digitaliseren van het oorspronkelijk Compgagnieserfgoed biedt hen daartoe extra mogelijkheden.
Ook het onderzoek naar de slavenhandel en de slavernij in Oost- en Nederlands-Indië brengt ander licht op de geschiedschrijving.
Kortom Zuiderweg Erfgoed vindt het belangrijk verleden in het heden proberen te begrijpen.
Nieuwsgierige onderzoekers
Historici maar ook literatuur-, cultuur- en erfgoedhistorici zijn nieuwsgierig naar de door hen onderzochte tijd, de gebeurtenissen en de personen die toen leefden. Ze bestuderen contemporaine teksten – egodocumenten in het bijzonder – , schilderijen, tekeningen en gravures.
Adrienne Zuiderweg
Onderzoek
Adrienne Zuiderweg heeft Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd met ‘Vroegmoderne tijd’ als verzwaard hoofdvak bij Geschiedenis. Ze schreef afstudeerscripties over onderwerpen uit de achttiende-eeuwse West-Indische en Oost-Indische literatuur. Daarnaast specialiseerde zich in zeventiende- en achttiende-eeuwse teksten over de VOC.
Voor haar promotieonderzoek naar ‘Het culturele en in het bijzonder literaire leven in Batavia’ onderzocht ze de VOC-archieven en particuliere archieven in binnen en buitenland. Ook las ze studies over de VOC en had ze belangstelling voor egodocumenten, proza-, poëzie- en toneelteksten van VOC-personeel. Maar ook voor negentiende-eeuwse Indische bellettrie en twintigste-eeuwse Indische literatuur. Daarnaast bestudeerde ze objecten uit de tijd van de VOC in museale collecties. Onbekend materiaal vond ze in Jakarta, Londen, Neurenberg, Stellenbos en Kaapstad. Ze publiceert, geeft lezingen en colleges over haar bevindingen.
In 2017 promoveerde ze op Batavia berijmd: Een geschiedenis van de Compagniesliteratuur en een overzicht van de Compagniesdichters in Batavia. Promotoren waren prof.dr. M.H.G. van Kempen en prof.dr. A.N. Paasman.
Haar uitgebreide proefschrift bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat ‘Een geschiedenis van de Compagniesliteratuur’ en het tweede deel ‘Compageniespoëzie’.
Materieel, immaterieel en cultureel erfgoed
Sinds de laatste jaren heeft Zuiderweg Erfgoed belangstelling voor cultureel en immaterieel erfgoed. Ze is via de Stichting Indisch Erfgoed en de Stichting Erfgoedplatform Apeldoorn aangesloten bij de Coöperatie Erfgoed Gelderland. Ze bezoekt activiteiten en volgt cursussen van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. Via Prikbord Faro is ze op de hoogte van activiteiten van het Verdrag van Faro. Ze volgt de voor haar van toepassing zijnde bijeenkomsten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Indische eetcultuur
Onlangs breidde Adrienne Zuiderweg haar specialisme uit naar de Indische culinaire geschiedenis tot 1942. Ze heeft daarbij aandacht voor de geschiedenis van Indische kookboek en samenstellers van Indische kook- en zelfhulpboeken over het leven in Nederlands-Indië. Je leest hier meer over in haar blogs over de Indische eetcultuur.
De borging voor ‘Indisch koken en de Indische rijsttafeltraditie’ die ze met Humphrey de la Croix schreef, is op 12 november 2022 als 200ste borgingsplan is door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland bijgeschreven in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland .
Activiteiten
Haar activiteiten: redactielid van Indische Letteren van de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde (2001-2015); secretaris en communicatie- & pr-medewerker van de Stichting Indisch Erfgoed (2005-heden); medeorganisator en communicatie- & pr-medewerker van Themazondagen op Bronbeek (2006-heden) en Historisch Café van Erfgoedplatform Apeldoorn. Voorts publiceert ze over het erfgoed in Apeldoorn, bijvoorbeeld Indisch & Moluks in Apeldoorn.
Ze is organisator en dagvoorzitter voor culturele en educatieve activiteiten over Indisch en Moluks erfgoed. Voorts is ze eigenaar van Zuiderweg Erfgoed en Indische culturele geschiedenis (in bewerking).
Publicaties
Haar publicaties vind je op ResearchGate en Academia.edu.